085-4865262 (dagelijks 8.00u - 22.00u)

De onschuldpresumptie en gronden van billijkheid bij een verzoek tot schadevergoeding ex artikel 530 en 533 Sv.

Wanneer een gewezen verdachte wordt vrijgesproken kan niet worden gesteld dat het vanzelfsprekend is dat er gronden van billijkheid aanwezig zijn om de schadevergoeding ex artikel 530 en 533 Sv toe te kennen. Wel zijn de marges kleiner na een onherroepelijke vrijspraak wanneer het gaat om afwijzing van een verzoek tot schadevergoeding, dan bij een zaak die onherroepelijk is geworden na niet-ontvankelijk verklaring of een sepotbeslissing van het OM. Het EHRM stelt dat bij een onherroepelijke vrijspraak: ‘even the voicing of suspicions regarding an accused’s innoncence’ niet langer is toegestaan (ECLI:NL:RBAMS:2010:BL1655). Dit wil zeggen dat de rechter – welke het verzoek tot schadevergoeding behandelt –  de (eventuele) betrokkenheid van de verzoeker niet zomaar mag opnemen als motivering om het verzoek af te wijzen.

  1. Bekennende verdachte

Op 9 september 2020 heeft de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:4841) een verzoek tot schadevergoeding behandeld. Het OM heeft hierbij afwijzing bepleit, welke primair is gebaseerd op het feit dat uit de overweging van de rechtbank in de strafzaak kan worden afgeleid dat er twijfel bestaat over de onschuld van verzoeker. De rechtbank verwerpt het standpunt van het OM en wijst het verzoek tot schadevergoeding toe. De rechtbank stelt dat verzoeker is vrijgesproken van de feiten die aan hem ten laste zijn gelegd. Uit jurisprudentie van het EHRM kan volgens de rechtbank Amsterdam worden afgeleid dat de onschuldpresumptie van art. 6 EVRM in de weg staat om de gronden van de verdenking mee te wegen bij een verzoekschrift ex art. 530 en 533 Sv, wanneer er sprake is van een onherroepelijke vrijspraak.

  • Beroepen op zwijgrecht

In dezelfde uitspraak van de rechtbank Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2020:4841)  bepleit het OM subsidiair afwijzing van het verzoek tot schadevergoeding, wegens het feit dat verzoeker een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht tijdens de eerste vier verhoren. Volgens de rechtbank Amsterdam betekent het feit dat verzoeker een beroep heeft gedaan op zijn zwijgrecht niet dat het verzoek tot schadevergoeding afgewezen dient te worden. Tevens stelt de rechtbank dat in hoeverre dit op strategische gronden geschiedt, niet doorslaggevend is geweest in de strafzaak. Het verzoek tot schadevergoeding wordt dan ook toegewezen.

  • Beleidssepot

De rechtbank Amsterdam behandelde op 9 september 2020 een andere zaak inzake een verzoek tot schadevergoeding ex art. 530 en 533 Sv. De rechtbank stelt dat in geval van een beleidssepot beoordeeld dient te worden of de situatie zich voordoet dat de strafzaak onmiskenbaar tot een veroordeling van verzoeker zou hebben geleid (ECLI:NL:RBAMS:2020:4842).  Wanneer dat het geval is, ontbreken de gronden van billijkheid en dient het verzoek tot schadevergoeding te worden afgewezen. In deze zaak is de rechtbank van mening dat verzoekster stellig heeft ontkend en dat verder geen nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar bijvoorbeeld het mes dat is aangetroffen in de buurt van het incident door een verbalisant. Op basis van de stukken in het procesdossier kan de rechtbank niet vaststellen dat de strafzaak zou hebben geleid tot veroordeling van thans verzoekster. De gronden van billijkheid verzetten zich daarom volgens de rechtbank Amsterdam niet tegen het toekennen van de vergoedingen op grond van art. 530 en 533 Sv.

Daarnaast heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2019 een verzoek tot schadevergoeding toegewezen aan verzoeker, ondanks dat de advocaat-generaal bevestiging van de beschikking van de rechtbank bepleit. De rechtbank heeft eerder het verzoek tot schadevergoeding van verzoeker afgewezen, daar er geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor de toekenning van de vergoedingen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de strafzaak tegen thans verzoeker niet ten onrechte is afgedaan met een beleidssepot in plaats van een sepot op grond van het ontbreken van wettig en overtuigd bewijs. Het gerechtshof stelt ook in deze zaak dat in het geval van een beleidssepot, beoordeeld dient te worden of de situatie zich voordoet dat de strafzaak tegen verzoeker onmiskenbaar tot een veroordeling zou hebben geleid (ECLI:NL:GHARL:2019:6479). Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden stelt dat zij op basis van het procesdossier niet kunnen vaststellen dat de strafzaak onmiskenbaar zou hebben geleid tot veroordeling van de verzoeker.

  • Sepot wegens verjaring

De rechtbank Amsterdam stelt in de beoordeling van het verzoekschrift tot schadevergoeding, op 16 oktober 2020, dat de gronden van billijkheid voor toekenning van de schadevergoeding kunnen ontbreken, wanneer verzoeker het aan zichzelf heeft te wijten dat hij verdachte is geworden van een opsporingsonderzoek (ECLI:NL:RBAMS:2020:5437). Dit zou betekenen dat de kosten voor de rechtsbijstand van verzoeker voor zijn eigen risico dient te blijven. Echter, volgens jurisprudentie van het EHRM kan worden afgeleid dat bij behandeling van het verzoekschrift ex art. 530 Sv, geen oordeel mag worden gegeven over de schuld van de verzoeker, nu dit in strijd is met de onschuldpresumptie. Het procesdossier van de strafzaak van verzoeker bevat volgens de rechtbank belastende omstandigheden jegens verzoeker. Desondanks is de rechtbank van mening dat op basis van het procesdossier niet kan worden gesteld dat de kosten voor de rechtsbijstand van verzoeker voor zijn eigen risico dient te blijven. Er zijn daarom wel gronden van billijkheid aanwezig om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen.

Het gerechtshof Amsterdam heeft op 6 april 2018 bepaald dat de waarschijnlijkheid van veroordeling bij een vervolging welke niet is voortgezet, op zichzelf geen bruikbaar criterium is voor het billijkheidsoordeel over de afwijzing of toekenning van schadevergoeding op grond van art. 533 Sv (ECLI:NL:GHAMS:2018:1199).

  • Sepot wegens gering feit

Op 13 februari 2018 heeft het gerechtshof Amsterdam een verzoek tot schadevergoeding toegewezen, nadat de rechtbank datzelfde verzoek afwees. De rechtbank oordeelde dat de gronden van billijkheid om het verzoek tot schadevergoeding toe te wijzen ontbraken nu de zaak is geseponeerd wegens een gering feit. Het hof Amsterdam oordeelde op 13 februari 2018 dat het feit dat een zaak geseponeerd is wegens gering feit onvoldoende is om een verzoek tot schadevergoeding af te wijzen (ECLI:NL:GHAMS:2018:503).

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Schadevergoeding