085-4865262 (dagelijks 8.00u - 22.00u)

Schadevergoeding na beklagprocedure artikel 12 Sv.

Bij een beklagprocedure ex artikel 12 Sv. bestaat de mogelijkheid voor de beklaagde om na een afwijzing van de klacht een schadevergoeding te vorderen. Dit volgt uit de jurisprudentie. Diverse rechterlijke colleges hebben de mogelijkheid van vergoeding van de kosten van een advocaat aan de gewezen beklaagde in een art. 12 Sv-procedure in de rechtspraak erkend door rechtstreekse toepassing van art. 591(a) Sv, [tegenwoordig artikel 530 Sv.] via extensieve interpretatie van het begrip “zaak” of van het begrip “gewezen verdachte”. De Hoge Raad heeft die ruimte ook gezien, indien een beklag ex art. 12 Sv ongegrond is verklaard of een dergelijk beklag wel gegrond is verklaard en nadien de zaak is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel of toepassing van art. 9a Sr, mits gronden van billijkheid aanwezig zijn (…).’
De billijkheidsgrondslag houdt in dat het de rechter is die bepaalt of schadevergoeding in het concrete geval op zijn plaats is. Het gaat sinds een wetswijziging van art. 591a Sv in 1975 om een eventuele toekenning van een schadevergoeding, niet slechts een tegemoetkoming. Van belang in dit soort zaken is het arrest ECLI:NL:HR:2013:BX5566, NbSr 2013/155. Dit arrest wordt vaker door lagere rechters aangehaald.
Een redelijke wetsuitleg brengt volgens de Hoge Raad mee dat ook in zaken die niet zijn geëindigd met een niet veroordelende einduitspraak ex art. 348 en 350 Sv, maar desalniettemin aannemelijk is dat geen aansprakelijkstelling door de strafrechter zal volgen, de toepasselijkheid van art. 591a lid 2 Sv niet is uit te sluiten. De wetgever heeft bij de invoering van art. 591a Sv (bij Wet van 28 maart 1963, Stb. 1963, 130) namelijk niet expliciet aandacht besteed aan de betekenis van de termen ‘indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan art. 9a Sr’. Er zijn geen tot nadere clausulering van art. 591a Sv nopende voorzieningen in het leven geroepen (r.o. 4.4). Er is dus ruimte voor een extensieve interpretatie van het begrip ‘zaak’. Zie HR 22 september 2015, ECLI:NL:HR:2015:2756, NbSr 2015/235 (r.o. 4.4-4.5).


De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 februari 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:BX5566, NbSr 2013/155, geoordeeld dat en waarom een redelijke wetsuitleg meebrengt dat indien de zaak is geëindigd in een sepot, of indien een beklag als bedoeld in art. 12 Sv niet gegrond is verklaard dan wel een dergelijk beklag wel gegrond is verklaard maar de zaak vervolgens is geëindigd zonder oplegging van een straf of maatregel of met toepassing van art. 9a Sr, het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman (aan de gewezen verdachte) op grond van art. 591a lid 2 Sv in geen van de drie in dat arrest beschreven situaties is uitgesloten.

In zijn arresten van 22 september 2015, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2015:2756, 2757 en 2758, NbSr 2015/234, 235 en 236, heeft de Hoge Raad overwogen dat de drie in voormeld arrest besliste gevallen zich hierdoor kenmerken dat de desbetreffende strafzaak niet is geëindigd met een niet veroordelende einduitspraak in de zin van art. 348 en 350 Sv, maar desalniettemin aannemelijk is dat geen aansprakelijkstelling door de strafrechter zal volgen. In dat type gevallen acht de Hoge Raad het redelijk de toepasselijkheid van art. 591a lid 2 Sv niet uit te sluiten.

In de arresten van 22 september 2015, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2015:2556 en 2557, NbSr 2015/235 en 236, heeft de Hoge Raad verder overwogen: “Opmerking verdient nog dat artikel 591a, vierde lid, in verbinding met artikel 591, vijfde lid, Sv voorziet in een afwijkende regeling met het oog op enkele bijzonder procedures. Die procedures kenmerken zich niet daardoor dat zij steeds zijn gekoppeld aan de strafzaak tegen betrokkene waarin zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid wordt vastgesteld.”

In deze beide arresten heeft de Hoge Raad beoordeeld of de daar gevoerde procedures waarvoor om vergoeding van kosten was verzocht, in die afwijkende regeling zijn opgenomen.

De Hoge Raad heeft vastgesteld dat dat niet het geval was en daaraan de conclusie verbonden dat die kosten niet voor vergoeding op de voet van art. 591a Sv in aanmerking kunnen komen.

De Hoge Raad heeft daarbij tevens van belang geacht dat de wetgever bij de aangekondigde herziening van het Wetboek van Strafvordering mogelijk de onderhavige regelgeving (ingrijpend) zal herzien, hetgeen tot terughoudendheid bij een verdergaande extensieve toepassing van de regeling dan in het arrest van 19 februari 2013, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2013:BX5566, NbSr 2013/155, noopt.

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Schadevergoeding