085-4865262 (dagelijks 8.00u - 22.00u)

Ook schadevergoeding na zuiver politiesepot

Geplaatst op: 24 januari 2014

De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 19 februari 2013, LJN:BX5566 geoordeeld dat een verdachte ook na een sepot recht heeft op schadevergoeding. De Hoge Raad laat in deze uitspraak echter in het midden of dit alleen geldt bij een OM-sepot of ook na een zuiver politiesepot. In de lagere rechtspraak wordt hier wel duidelijkheid over gegeven.


OM-sepot

Een OM-sepot is een sepot dat wordt afgegeven door een officier van justitie. De officier besluit dan dat u niet langer als verdachte geldt, en dat u niet vervolgd wordt voor de strafzaak. De officier van justitie neemt dan de beslissing om de strafzaak te seponeren.

Politiesepot

Bij een politiesepot wordt de strafzaak geseponeerd door de politie. Vaak is er wel (kort) overleg geweest tussen de politie en het OM, maar u ontvangt uiteindelijk de brief van de politie.

Schadevergoeding na politiesepot

Ook nadat de politie een strafzaak heeft geseponeerd, hebt u recht op schadevergoeding op grond van artikel 89 en/of 591a Sv. Dit volgt uit een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, 21 augustus 2013, ECLI:NL:GHAMS:2013:2553. Het hof overwoog als volgt:

De Hoge Raad heeft zich in zijn arrest van 19 februari 2013 (LJN BX5566) onder andere uitgelaten over de vraag of aan een gewezen verdachte wiens zaak is geseponeerd, een vergoeding kan worden toegekend voor de kosten van een raadsman. De Hoge Raad oordeelde dat een redelijke uitleg van de wet met zich meebrengt, dat het toekennen van een vergoeding voor de kosten van een raadsman op grond van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering niet is uitgesloten. Daarbij liet de Hoge Raad in het midden of dit voor zowel het zogenaamde “OM-sepot” als het “politiesepot” geldt, ook indien in het laatste geval noch een officier van justitie noch een (gemandateerde) parketsecretaris enige inhoudelijke bemoeienis met de zaak heeft gehad. 

In de onderhavige zaak is er sprake van een zuiver “politiesepot”, dat wil zeggen dat uit het dossier niet blijkt van enige inhoudelijke bemoeienis van een officier van justitie of een (gemandateerde) parketsecretaris. In casu is tegen de verzoeker (en zijn echtgenote) door hun schoondochter aangifte gedaan van onttrekking van haar minderjarige dochter (de kleindochter van verzoeker) aan het ouderlijk gezag en van opzettelijke vrijheidsberoving van die minderjarige. De verzoeker en zijn echtgenote zijn daarop door de politie als verdachte gehoord op 26 juli 2012. Zij hebben de beschuldigingen van meet af aan ten stelligste ontkend. Bij brief van 2 oktober 2012 van de hulpofficier van justitie J. van den Burg van politie Zaanstreek-Waterland is de verzoeker bericht dat is besloten niet tot vervolging over te gaan wegens het ontbreken van voldoende bewijs. Tussentijds (eind augustus 2012) heeft de verzoeker juridisch advies ingewonnen bij zijn hierboven vermelde raadsman. Het onderhavige verzoek ziet op de in verband daarmee gemaakte kosten van rechtsbijstand. De omschreven omstandigheden in aanmerking genomen acht het hof gronden van billijkheid aanwezig de gevraagde vergoeding van € 357,- alsmede € 965,- zijnde het forfaitaire bedrag voor opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoekschrift in twee instanties toe te kennen.”


Declaratie advocaat hoeft niet daadwerkelijk betaald te zijn om schadevergoeding te kunnen krijgen

Geplaatst op: 04 januari 2014

Wanneer uw advocaat werkzaamheden voor u heeft verricht in de strafzaak, zal u hiervoor een declaratie ontvangen. Uiteraard moet u die betalen, maar soms komt het voor dat de advocaat bij een vrijspraak aangeeft dat u die niet meteen hoeft te betalen, omdat er een verzoek tot schadevergoeding wordt ingediend. Soms weigeren rechtbanken en/of officieren van justitie in die gevallen schadevergoeding toe te kennen met als reden dat de declaratie wel eerst dadwerkelijk betaald moet zijn. Dat is niet terecht, zoals volgt uit de volgende uitspraken:


  • Rechtbank Rotterdam, 19 februari 2013, ECLI:NL:RBROT:2013:BZ6002

“De officier van justitie heeft er terecht op gewezen dat kosten voor rechtsbijstand op de voet van artikel 591a Sv slechts voor vergoeding in aanmerking komen voor zover deze daadwerkelijk ten laste van de verzoekster zijn gekomen.  De rechtbank verwerpt evenwel stelling van de officier dat de kosten voor rechtsbijstand niet daadwerkelijk ten laste van verzoekster zijn gekomen zolang zij de factuur van haar advocaat nog niet heeft voldaan. 

Gebleken is immers dat de verzoekster een schuld aan haar advocaat heeft in de vorm van een betalings¬verplichting. Een dergelijke schuld tast naar haar aard het vermogen van de cliënt van een advocaat in negatieve zin aan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het ontstaan van een betalingsverplichting krachtens een vooraf gemaakte afspraak tussen een advocaat en zijn cliënt reeds meebrengt dat de kosten voor rechtsbijstand daadwerkelijk ten laste van betrokken cliënt zijn gekomen. Naast een urenstaat, de declaratie(s) en een opgave van het uurtarief van de advocaat – zulks teneinde de betalingsverplichting te kunnen beoordelen – acht de rechtbank het in beginsel niet noodzakelijk dat dienaangaande nog andere informatie wordt verstrekt. Uitgaande van een reële betalingsverplichting behoeven de door de officier van justitie in openbare raadkamer opgeworpen vragen of de verzoekster ten tijde van de beoordeling van haar verzoek al aan haar betalingsverplichting had voldaan en welke afspraken omtrent de (termijnen van de) daadwerkelijke betaling zijn gemaakt dan ook geen beantwoording.”

  • Gerechtshof Den Haag, 25 juli 2013, NbSr 2013, 334

Direct contact met een advocaat?
Meld gratis en vrijblijvend uw zaak aan.
Schadevergoeding